Briefwisseling Bosboom-Toussaint
De correspondentie van Geertruida Bosboom-Toussaint

Presentatie

In de biografieën wordt het volgende beeld van Anna Louisa Geertruida Toussaint geschetst: zij werd geboren op 16 september 1812 te Alkmaar waar zij de eerste acht jaar van haar leven doorbracht. Na de geboorte van haar broertje Daniël werd ze toevertrouwd aan haar grootmoeder en tantes in Harlingen, waar zij op school onder de hoede kwam van Froukje Herbig, een onderwijzeres – tevens schrijfster – die veel aandacht besteedde aan de Franse taal en cultuur. Ook thuis las Truitje – zoals ze toen genoemd werd –  veel, omdat ze dan niet hoefde te handwerken: vooral tijdschriften als Euphonia, Penelope, Almanak voor het Schoone en Goede en Vaderlandsche Letteroefeningen, die haar overigens maar matig boeiden. Toen zij in 1829 terugkeerde in haar ouderlijk huis en begon met een opleiding tot onderwijzeres las ze met haar vader werk van Bilderdijk, terwijl ze zich ook verdiepte in de Franse literatuur. Ze vertaalde (fragmenten uit) werken van contemporaine en oudere beroemdheden als Victor Hugo, Auguste Barbier, Racine en Voltaire, vermoedelijk ook met de bedoeling eventueel als vertaalster in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.

In 1833 kreeg Toussaint een aanstelling als gouvernante bij de familie De Bruyn Kops in Hoorn, waar ze kennis maakte met de nieuwere Franse letterkunde en in haar vrije tijd bleef lezen en vertalen. Omdat het werken met de zeven drukke kinderen haar niet lag, keerde Toussaint na twee jaar opnieuw terug in Alkmaar en begon daar in haar slaapkamer met vertaalwerk, in de hoop een zelfstandiger leven te kunnen opbouwen. Haar pogingen om vertaald werk te slijten aan uitgevers liepen op niets uit. Eén van die uitgevers, G.T.N. Suringar (1803-1884) raadde haar aan niet langer te vertalen, maar zelf iets te schrijven en contact op te nemen met de schrijver en dichter C.P.E. Robidé van der Aa (1791-1851) die jaarlijks een bundel uitgaf met de titel  Magazijn van Romantische verhalen.

Daar begint Toussaints carrière: Almagro verscheen in1837, het eerste werk in een lange reeks van verhalen en romans waarvan Het huis Lauernesse (1840), de Leycester-cyclus (vanaf 1846) en Majoor Frans (1874) de bekendste zijn. Van 1849 tot 1858 was zij redactrice van de Almanak voor het Schoone en Goede. Haar werk trok de aandacht en leidde tot intensieve contacten met critici en schrijvers als Potgieter, Hasebroek, Beets en Bakhuizen van den Brink. Met laatstgenoemde verloofde Toussaint zich in 1841, wat uitmondde in diepe teleurstelling toen Bakhuizen vanwege schulden naar België vluchtte en haar in het ongewisse liet over een toekomst samen. Toussaint, die intussen zelfstandig woonde, werkte onvermoeibaar door aan haar literaire werk en correspondeerde met talloze vrienden en kennissen. Na de definitieve breuk met Bakhuizen in 1846 kreeg zij een relatie met de schilder Johannes Bosboom, met wie ze in 1851 trouwde en zich in Den Haag vestigde. Zorgen bleven het echtpaar niet bespaard: na de dood van zijn tweelingbroer Nicolaas kreeg Bosboom last van depressies wat hem het schilderen geregeld onmogelijk maakte.  Doordat de zorg voor de weduwe en zeven kinderen op hun schouders lag, voelde Toussaint de druk om met haar werk inkomsten te blijven genereren.

Haar positie in de literaire wereld van de negentiende eeuw was uniek: een vrouw die historische romans schreef die vooral gewaardeerd werden om de interpretatie van de geschiedenis en de psychologische karaktertekening van de personages. In 1870 werd zij als eerste vrouw erelid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en in 1882 was er naar aanleiding van haar zeventigste verjaardag een grootscheepse huldiging. Kritiek was er ook. Busken Huet stelde in 1864: ‘Zij is breed van opzet, lang van stof, en zwaar van uitwerking’ en hij noemde haar vanwege haar religieuze onderwerpen een ‘femme de parti’. Vooral naar aanleiding van Majoor Frans wordt al sinds eind 19e eeuw geconcludeerd dat Bosboom-Toussaint geen belangrijke rol speelt in de geschiedenis van de vrouwenliteratuur en zich aanpaste aan de negentiende-eeuwse conventies. Haar romans kunnen echter ook gelezen worden als een maskerade: een conformering aan de contemporaine cultuur met daaronder een laag van onconventioneel genderbewustzijn.

Een uitgebreid overzicht van het oeuvre van A.L.G. Bosboom-Toussaint is te vinden in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.